Verdere toename levensverwachting maakt pensioenen (weer) duurder

Sinds de publicatie van de AG-Prognosetafel 2005-2050 is gebleken dat de realisaties in toenemende mate afwijken van de voorspelling. Dit is voor het Actuarieel Genootschap (AG) aanleiding geweest om een nieuw prognosemodel te ontwikkelen voor de AG-Prognosetafel 2010-2060.

Het AG–prognosemodel 2010 is ten opzichte van het AG–model 2005 op een aantal punten verbeterd met het doel tot betere prognoses van de waarnemingen (ook voor de korte termijn) te komen. Eén van de verbeteringen is het invoegen van een korte termijn trend naast de lange termijn trend uit het vorige model. Daarnaast is als beginpunt van de prognose uitgegaan van een tweejaars periodesterftetafel in plaats van een vijfjaars periodesterftetafel.

De uitkomsten van de nieuwe Prognosetafel 2010-2060 van het Actuarieel Genootschap (AG) laten een duidelijke stijging van de levensverwachting zien ten opzichte van de uitkomsten van de AG Prognosetafel 2005–2050. Het nieuwe AG Prognosemodel maakt onderscheid tussen een lange en een korte termijntrend.

Het eindniveau van de prognose komt voor nuljarigen in 2060 uit op een levensverwachting van 85.9 voor mannen en 87.6 voor vrouwen. Ter vergelijking met de vorige AG prognose (2007), die liep tot 2050, kwam de levensverwachting voor 0-jarigen toen uit op 82.5 voor mannen en 84.3 voor vrouwen. De nieuwe prognose geeft als resultaat voor het jaar 2050: 85.5 voor mannen en 87.3 voor vrouwen. Dit komt, voor zowel mannen als voor vrouwen, neer op een verschil van 3 jaar met de oude prognose.
De korte termijntrend bepaalt de ontwikkeling in de nabije toekomst. Het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen neemt in de prognose af. De verbetering van de sterftekansen treedt bij nagenoeg alle leeftijden op, alleen bij zeer hoge leeftijden (hoger dan 95) is nauwelijks sprake van verbetering.

De impact op een gemiddeld pensioenfonds wordt in totaliteit geschat op een percentage tussen de vijf en zeven procent, in vergelijking met de AG Prognosetafel 2007. Veel financiële instellingen (pensioenfondsen en pensioenverzekeraars) hebben bij de inschatting van hun voorzieningen eind 2009 al gedeeltelijk rekening gehouden met deze ontwikkelingen in overlevingskansen. De prognosetafel geldt voor de gehele Nederlandse populatie. De netto impact op de financiële instelling zal daarom per instelling sterk verschillen vanwege de kenmerken van de specifieke verzekerde populatie van de instelling. Aangezien toepassing van het nieuwe prognosemodel grote gevolgen heeft voor pensioenfondsen en verzekeraars en voor de samenleving als geheel, heeft het AG een externe commissie van deskundigen verzocht het model wetenschappelijk te beoordelen. Deze commissie bestond uit de hoogleraren Van de Poel (Universiteit Maastricht, voorheen cfo van ABP), Nijman (Universiteit van Tilburg) en Palm (Universiteit Maastricht).

De commissie is van oordeel dat het model voldoet aan de eisen die in de wetenschap gelden, zij het dat vervolgstappen geboden zijn. Het belangrijkste is het ontwikkelen van een stochastisch prognosemodel waar ook beleidsrisico’s in kaart worden gebracht. Verder acht de commissie het nauw betrekken van de praktijk van belang en beveelt zij het AG aan de dialoog over dit onderwerp te versterken en intensief te gaan samenwerken met andere instanties, in het bijzonder het CBS en de kennisinstellingen. Het bestuur van het AG onderschrijft de aanbevelingen en zal hier gevolg aan geven.


Plaats een reactie